Op de Prinsengracht in Amsterdam zag op 3 februari 1865
Isaac Lazarus Israëls het levenslicht als zoon van Jozef Israëls en Aleida
Schaap. In 1871 verhuisde het gezin Israëls naar Den Haag waar het zijn intrek
nam in een huis aan de Koninginnegracht. Isaacs vader was toen al een beroemd
schilder en diens Haagse huis werd een ontmoetingsplaats van kunstenaars,
kunstliefhebbers en kunsthandelaren. Het was, kortom, een levendig en artistiek
milieu waarin Isaac Israëls opgroeide. Al op zeer jonge leeftijd bleek dat
Isaac Israëls talent voor tekenen had. In 1871 - Isaac was toen zes jaar oud -
schreef Jozef over hem aan een Engelse vriend: "he is a clever
animal-painter!" Het jonge leven van Isaac werd beheerst door kunst,
literatuur en reizen. Zijn ouders namen hem en zijn zusje Mathilde mee op hun
reizen. Zo maakte de familie in 1877 een reis langs onder andere Parijs,
Turijn, Rome, Pisa, Napels en Venetië. Na de lagere school volgde Isaac van
1878 tot 1880 tekenlessen aan de Tekenakademie aan de Princessegracht. Hier
leerde hij waarschijnlijk de bekende schilder George Hendrik Breitner kennen.
Net als Breitner had Isaac veel belangstelling voor taferelen uit het
stadsleven. Hij schilderde dienstmeisjes, het uitgaansleven, verlichte
winkelstraten en was vooral geïnteresseerd in de dynamiek van het
grotestadsleven. Hoewel Isaac geen voortgezet onderwijs heeft gevolgd, leerde
hij zichzelf een groot aantal talen waaronder Italiaans, Latijn en Spaans.
Al
snel ontwikkelde Isaac zich tot een onafhankelijk schilder die los kwam van
zijn beroemde vader en daarbij ook al succes oogstte. Toen hij achttien jaar
oud was, hing zijn schilderij 'Begrafenis van de jager' op de Parijse Salon en
kreeg hij enthousiaste kritieken. Als gevolg hiervan werd hij in 1884
uitgenodigd voor de eerste expositie van de Belgische avant-garde groep 'Les
XX' in Brussel. In 1887 vestigde hij zich in Amsterdam waar hij in kringen van
de Tachtigers verkeerde en deel begon uit te maken van de Amsterdamse
Impressionisten. In die tijd was hij onder andere bevriend met de uit Limburg
afkomstige schrijver Frans Erens en met mensen als Frederik van Eeden, Jan
Toorop en Albert Verwey. Vader en zoon maakte deel uit van de Haagse School,
een groep kunstenaars die realistische landschappen en arbeiders schilderde.
Omstreeks 1903 kreeg Israëls behoefte aan een nieuwe omgeving en vestigde hij
zich in Parijs waar hij tot 1913 zou blijven wonen. Ook hier schilderde hij het
grootsteedse leven; de drukte op de grote boulevards, meisjes op Parijse
naaiateliers, scènes uit het uitgaansleven van de miljoenenstad. Van 1913 tot
1915 verbleef hij in Londen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug
naar Nederland. Na de oorlog ging hij echter weer op reis. In de jaren 1921 en
1922 verbleef hij in Nederlands-Indië. Na zijn terugkeer in Nederland ging hij
in Den Haag wonen. Hoewel hij nooit trouwde, had hij een langdurige
liefdesrelatie met Sophie de Vries. Toen deze in 1931 overleed bleef Isaac als
een eenzaam man achter. Op donderdag 4 oktober 1934 werd Isaac aangereden door
een auto. Hoewel hij tegen de arts die achter het stuur zat zei niets te
hebben, overleed hij enkele dagen later, op 7 oktober 1934 aan de gevolgen van
dit ongeval. Veiling november 2016, kavel 181.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten