donderdag 9 juni 2011

Xeno Munninghoff

Xeno Münninghoff werd geboren in Deventer op 25 augustus 1873. Xeno was een leerling van de Rijksnormaalschool in Amsterdam. In 1897 werd hij directeur van de ‘Avond’tekenschool te Renkum. Hij schilderde, tekende en lithografeerde figuurstukken en later hoofdzakelijk bosachtige landschappen en heidelandschappen in een naturalistische trant. Ruim 45 jaar speelt Xeno Münninghoff een belangrijke rol in het kunstenaarsmilieu in Renkum-Heelsum en in Oosterbeek. De 24-jarige Xeno komt in 1897 vanuit Amsterdam naar Renkum om directeur/1e leraar van de Gemeente-tekenschool te worden. Naast zijn leraarschap is hij een productieve schilder van voornamelijk landschappen met een eigen, zeer herkenbare stijl. Xeno Münninghoff werkte het liefst buiten in de vrije natuur. In 1906 trouwt hij met de schilderes Tilly van Vliet. Het echtpaar is in de Renkumse Kunstvereniging "Pictura Veluvensis" en in de Oosterbeekse kunstwereld een toonaangevend artistiek duo. Behaalde in 1910 een gouden medaille op de Prov. Utrecht Tentoonstelling. Dat Xeno niet alleen in zijn atelier les geeft mag blijken uit de volgende anekdote. “Vaak trok Münninghoff er met een groep leerlingen op uit. Eens is Xeno daarbij al schilderend in de Wolfhezer-beek terecht gekomen. Eén van zijn leerlingen, die bij hem was moest in het naburige hotel ijlings naar huis bellen om droge kleren voor de druipende meester. De auteur van deze anekdote voegt er fijntjes aan toe: “Het contact met de natuur kan ook te innig worden”.
In 2009 organiseerde Museum Veluwezoom in kasteel Doorwerth een tentoonstelling met de naam "Trouw aan het Veluws landschap". Gelijktijdig met de opening van de tentoonstelling verscheen het gelijknamige boek over het leven en werk van de kunstenaar. Het boek dat van de hand van Dick van Veelen en Ulbe Anema is, is tijdens de kijkdagen nog bij Derksen Veilingbedrijf te koop. Xeno sterft op 71-jarige leeftijd in Barneveld.
Deze schilderijen zijn onderdeel van de veiling van 20 juni 2011.

H J Weissenbruch


Hendrik Johannes Weissenbruch ziet op 19 juni 1824 in Den Haag het levenslicht. H.J. Weissenbruch wordt beschouwd als een van de meest begaafde schilders van de Haagse School. Hij schilderde vooral landschappen in de omgeving van Den Haag en in het polderland rond Boskoop en Gouda. Vanaf zijn 16de jaar kreeg 'J.H.' Weissenbruch tekenlessen en later volgde hij de avondklas op de Haagse academie. Zijn vader was amateurschilder en verzamelde werk van schilders als Andreas Schelfhout. Diens invloed is zichtbaar in de vroege, weidse, nauwkeurig geschilderde landschappen van Weissenbruch. Na het zien van enkele waterverftekeningen van Weissenbruch nodigde Schelfhout de jonge schilder uit voor een bezoek aan zijn atelier. Johannes Bosboom ontried hem dit bezoek. Volgens Bosboom stond Schelfhout negatief tegenover het schilderen naar de natuur, want daarmee werd maar verf gemorst. Bosboom vond dat Weissenbruch op zichzelf moest leren staan. Naast leerling van Andreas Schelfhout, kreeg hij ook les van B.J. van Hove. Zijn grote kracht was het weergeven van het typische Hollandse licht, soms helder, soms diffuus en dampig. Ook luchten boeiden hem. 'Licht en lucht zijn de grote tovenaars', zei hij, 'Zowel grijze regenluchten als heldere wolkenluchten op een zomerse dag'. 'Schilders kunnen nooit genoeg naar de lucht kijken.'In Haarlem komt Weissenbruch in aanraking met het werk van Ruisdael. Weissenbruch neemt veel aspecten over. Maar in de wijze van schilderen komt hij los. Het is een langzame zoekende constructie, die uitgaat van Ruisdael, poogt aan te sluiten bij Jongkind en Schelfhout, maar die uitkomt bij iets geheel eigens. Door de tijd heen is Weissenbruch altijd geboeid geweest door experimenten en zocht hij voortdurend naar vernieuwing. Rondom 1880 ontdekt hij de strandgezichten. Zijn aquarelleertechniek heeft nu een zeer hoge kwaliteit bereikt. Het beeld is veelal verworden tot een stapeling van vlekken. De contouren worden steeds meer buiten beeld gedrukt. Deze werken tonen een beheersing van de middelen en tegelijkertijd een vluchtigheid, die in die combinatie onbegrijpelijk is. Weissenbruch gaf les aan o.a. zijn vriend Victor Bauffe, Theophile de Bock, J.J. Heppener en aan zijn zoon Willem Weissenbruch. Zijn faam, samen met die van de Haagse School, was echter al tot in Canada doorgedrongen. Aan het eind van zijn leven vertelde Weissenbruch in een interview dat permanente studie van de natuur daaraan ten grondslag lag: ‘Als het stormt en regent, als het dondert en bliksemt, ben ik in mijn element. De natuur moet men in werking zien. Dan trek ik mijn jekker aan, steek mijn voeten in klompen, zet een soort hoed op en ga op mars. Als de buien bedaren, met houtskool of zwartkrijt een krabbel maken, om vast te houden wat ik zie. Bij het uitwerken komen kleur en toon vanzelf in herinnering.’ Op 24 maart 1903 sterft Hendrik in zijn geliefde Den Haag.
Deze aquarel is onderdeel van onze veiling op 20 juni 2011.