donderdag 1 september 2011

Book of Kells

“Dit boek is het werk van engelen, niet van mensen,” schreef de 13de eeuwse historicus Giraldus Cambrensis. Het boek van Kells
is een manuscript waarin het Nieuwe Testament in het Latijn is gekopieerd. Het boek bevat de vier evangeliën van het nieuwe testament, gebaseerd op de Vulgaat van Hiëronymus, een fragment met Hebreeuwse namen uit de evangeliën en de canon van
Eusebius. Het eerste evangelie is dat van Mattheüs, beginnend op folio 29. Het is het meest gedecoreerde gedeelte van het boek en werd tussen de zevende en negende eeuw na Chr. gemaakt. Rond deze tijd beleefde Ierland zijn gouden eeuw, niet alleen thuis maar ook in de religieuze centra aan de andere kant van de Ierse Zee, waar het Ierse koninkrijk van Dál Riata was gesticht. Het boek is in de insulaire stijl gemaakt, de stijl die toen gewoon was in de Britse eilanden en Ierland. De Iers-Keltische versieringen decoreren de tekst in een manier die veel kan vertellen over de vroegmiddeleeuwse cultuur rond de Ierse zee. Het boek is geschreven in vette letters, insulair majuscule genoemd.
De geschiedenis van het boek De datum en de plaats waar het boek van Kells is gemaakt is lang bediscussieerd. Aannemelijk is dat het boek op het eiland Iona, voor de kust van Mull, is gemaakt. De christelijke gemeenschap van Iona is door sint Columba of Colum Cille in 563 gesticht en waarschijnlijk is het boek van Kells net na deze tijd gemaakt als attribuut om op het altaar te dienen en om de grootsheid van God aan te duiden. Iona lag centraal in de Ierse zee en monniken van Iona stichtte in andere gebieden van Groot-Brittannië nieuwe kloosters zoals in Lindisfarne. In 807 werd de gemeenschap op Iona aangevallen door de Vikingen die vanuit Scandinavië de Ierse Zee en de rest van Europa plunderden. Er volgden een aantal plunderingen op Iona en veel leden van de gemeenschap zochten toevlucht in Kells. Zij namen het boek mee en voor vele jaren werkten de twee gemeenschappen van Kells en Iona nauw samen.
Tijdens de middeleeuwen werd het boek in Kells gehouden als het boek van sint Columba. Deze naam werd ook gebruikt in de annalen van Ulster, die in 1007 melding maken van de diefstal van het boek. Na twee maanden en twintig uur werd het boek
teruggevonden. De dieven waren slechts geïnteresseerd in de versierde schrijn waar het boek in bewaard werd. Waarschijnlijk is dit meer gebaseerd op middeleeuwse romantiek dan op de waarheid. Het boek werd het meest waardevolle object in de westerse wereld genoemd en was in de late elfde eeuw in ieder geval in Kells. In de Annalen van Tigernach staat dat in 1090 relikwieën, waaronder het boek, terug werden gebracht naar Kells. Mogelijk was het tussen 1007 en 1090 in het bezit van een van de vele Ierse koningen.
In 1990 is een facsimile gemaakt, wereldwijd 1480 exemplaren. Exemplaar 1090 wordt op donderdag 8 september 2011 geveild bij Derksen Veilingbedrijf.

donderdag 9 juni 2011

Xeno Munninghoff

Xeno Münninghoff werd geboren in Deventer op 25 augustus 1873. Xeno was een leerling van de Rijksnormaalschool in Amsterdam. In 1897 werd hij directeur van de ‘Avond’tekenschool te Renkum. Hij schilderde, tekende en lithografeerde figuurstukken en later hoofdzakelijk bosachtige landschappen en heidelandschappen in een naturalistische trant. Ruim 45 jaar speelt Xeno Münninghoff een belangrijke rol in het kunstenaarsmilieu in Renkum-Heelsum en in Oosterbeek. De 24-jarige Xeno komt in 1897 vanuit Amsterdam naar Renkum om directeur/1e leraar van de Gemeente-tekenschool te worden. Naast zijn leraarschap is hij een productieve schilder van voornamelijk landschappen met een eigen, zeer herkenbare stijl. Xeno Münninghoff werkte het liefst buiten in de vrije natuur. In 1906 trouwt hij met de schilderes Tilly van Vliet. Het echtpaar is in de Renkumse Kunstvereniging "Pictura Veluvensis" en in de Oosterbeekse kunstwereld een toonaangevend artistiek duo. Behaalde in 1910 een gouden medaille op de Prov. Utrecht Tentoonstelling. Dat Xeno niet alleen in zijn atelier les geeft mag blijken uit de volgende anekdote. “Vaak trok Münninghoff er met een groep leerlingen op uit. Eens is Xeno daarbij al schilderend in de Wolfhezer-beek terecht gekomen. Eén van zijn leerlingen, die bij hem was moest in het naburige hotel ijlings naar huis bellen om droge kleren voor de druipende meester. De auteur van deze anekdote voegt er fijntjes aan toe: “Het contact met de natuur kan ook te innig worden”.
In 2009 organiseerde Museum Veluwezoom in kasteel Doorwerth een tentoonstelling met de naam "Trouw aan het Veluws landschap". Gelijktijdig met de opening van de tentoonstelling verscheen het gelijknamige boek over het leven en werk van de kunstenaar. Het boek dat van de hand van Dick van Veelen en Ulbe Anema is, is tijdens de kijkdagen nog bij Derksen Veilingbedrijf te koop. Xeno sterft op 71-jarige leeftijd in Barneveld.
Deze schilderijen zijn onderdeel van de veiling van 20 juni 2011.

H J Weissenbruch


Hendrik Johannes Weissenbruch ziet op 19 juni 1824 in Den Haag het levenslicht. H.J. Weissenbruch wordt beschouwd als een van de meest begaafde schilders van de Haagse School. Hij schilderde vooral landschappen in de omgeving van Den Haag en in het polderland rond Boskoop en Gouda. Vanaf zijn 16de jaar kreeg 'J.H.' Weissenbruch tekenlessen en later volgde hij de avondklas op de Haagse academie. Zijn vader was amateurschilder en verzamelde werk van schilders als Andreas Schelfhout. Diens invloed is zichtbaar in de vroege, weidse, nauwkeurig geschilderde landschappen van Weissenbruch. Na het zien van enkele waterverftekeningen van Weissenbruch nodigde Schelfhout de jonge schilder uit voor een bezoek aan zijn atelier. Johannes Bosboom ontried hem dit bezoek. Volgens Bosboom stond Schelfhout negatief tegenover het schilderen naar de natuur, want daarmee werd maar verf gemorst. Bosboom vond dat Weissenbruch op zichzelf moest leren staan. Naast leerling van Andreas Schelfhout, kreeg hij ook les van B.J. van Hove. Zijn grote kracht was het weergeven van het typische Hollandse licht, soms helder, soms diffuus en dampig. Ook luchten boeiden hem. 'Licht en lucht zijn de grote tovenaars', zei hij, 'Zowel grijze regenluchten als heldere wolkenluchten op een zomerse dag'. 'Schilders kunnen nooit genoeg naar de lucht kijken.'In Haarlem komt Weissenbruch in aanraking met het werk van Ruisdael. Weissenbruch neemt veel aspecten over. Maar in de wijze van schilderen komt hij los. Het is een langzame zoekende constructie, die uitgaat van Ruisdael, poogt aan te sluiten bij Jongkind en Schelfhout, maar die uitkomt bij iets geheel eigens. Door de tijd heen is Weissenbruch altijd geboeid geweest door experimenten en zocht hij voortdurend naar vernieuwing. Rondom 1880 ontdekt hij de strandgezichten. Zijn aquarelleertechniek heeft nu een zeer hoge kwaliteit bereikt. Het beeld is veelal verworden tot een stapeling van vlekken. De contouren worden steeds meer buiten beeld gedrukt. Deze werken tonen een beheersing van de middelen en tegelijkertijd een vluchtigheid, die in die combinatie onbegrijpelijk is. Weissenbruch gaf les aan o.a. zijn vriend Victor Bauffe, Theophile de Bock, J.J. Heppener en aan zijn zoon Willem Weissenbruch. Zijn faam, samen met die van de Haagse School, was echter al tot in Canada doorgedrongen. Aan het eind van zijn leven vertelde Weissenbruch in een interview dat permanente studie van de natuur daaraan ten grondslag lag: ‘Als het stormt en regent, als het dondert en bliksemt, ben ik in mijn element. De natuur moet men in werking zien. Dan trek ik mijn jekker aan, steek mijn voeten in klompen, zet een soort hoed op en ga op mars. Als de buien bedaren, met houtskool of zwartkrijt een krabbel maken, om vast te houden wat ik zie. Bij het uitwerken komen kleur en toon vanzelf in herinnering.’ Op 24 maart 1903 sterft Hendrik in zijn geliefde Den Haag.
Deze aquarel is onderdeel van onze veiling op 20 juni 2011.

dinsdag 29 maart 2011

Auto rijdt veilingbedrijf in !

Op dinsdag 29 maart 2011 is een Jaguar Sovereign met volle vaart Derksen Veillingbedrijf ingereden. Er deden zich geen ongelukken voor.


Het ging hierbij niet om een ongeluk maar om een Jaguar XJ 2.7 liter V6 diesel Sovereign, automaat die tijdens de kijkdagen van 31 maart, 1, 2 en 3 april te bezichtigen is. Deze fantastische directieauto is door een deurwaarder in beslag genomen en zal op maandagavond 4 april per opbod aan de hoogst biedende verkocht worden. Een prachtige auto uit 2005 met slechts 134725 kilometer op te digtitale teller. Lederen bekleding met wortelnoten interieur. Luxe uitvoering met veel extra's. Richtprijs voor deze bolide ligt tussen de 10.000 en 15.000 euro.
Meer informatie op: www.derksen-veilingbedrijf.nl

zondag 27 februari 2011

B J Blommers


B.J. Blommers
Den Haag 1845-1914 Den Haag

Bernardus Johannes Blommers werd op 30 januari 1845 in Den Haag geboren als zoon van een lithograaf. Kunst werd in het ouderlijk huis gewaardeerd, zodat hij in de
gelegenheid werd gesteld de Haagse Kunstacademie te bezoeken. Hij kwam daar in contact met Anton Mauve en de gebroeders Jacob, Mathijs en Willem Maris. Bernard Blommers was een leerling van Christoffel Bisschop. De kunstschilder B J Blommers wordt gezien als een van de belangrijke schilders van de Haagse School. Hij schilderde naast het eenvoudige leven van boeren, vooral de vissers in Katwijk aan Zee, Scheveningen en spelende kinderen op het strand. In 1871 trouwt hij met zijn model, Anna van der Toorn, een Scheveningse visverkoopster. In 1880 leverde hij een grote bijdrage aan het 14 meter hoge en 120 meter brede Panorama van Mesdag waar hij schouder aan schouder werkte met H W Mesdag, Th de Bock, G H Breitner en Sientje Mesdag van Houten. In 1882 verhuisde hij naar Scheveningen, waar hij een huis bouwde bij het strand. Van toen af specialiseerde hij zich geheel in levendige strand en duinscenes met figuren en kinderen. Zijn voorliefde voor taferelen met spelende kinderen wist hij over te brengen op zijn doofstomme schoonzoon Jan Zoetelief Tromp.
Van grote invloed op zijn werk was het werk van Jozef Israels. In tegenstelling tot Jozef Israels, belichtte Blommers echter de zonnige en ongecompliceerde kant van het vissersleven. Zijn eigen vrouw en kinderen stonden hiervoor meestal als model. In een hoek van zijn atelier had hij een Vissers-interieur ingericht. Het atelier aan de Spuistraat werd later gebruikt door C A van Waning en Floris Arntzenius. Blommers was in zijn tijd al een belangrijk en populair kunstschilder, vooral in het buitenland waar hij dan ook diverse hoge prijzen ontving. Op 15 december 1914 overlijdt Bernardus in zijn geliefde Den Haag.
Schilderijen van Blommers zijn in het bezit van alle grote Nederlandse musea.

Het getoonde werk wordt op 4 april 2011 geveild bij Derksen Veilingbedrijf. Moeder met kind in interieur, doek 70x62.

zondag 20 februari 2011

Kunstenaar overlijdt na aanrijding.

Dit moet de kop zijn geweest boven een artikel in de Haagse Courant op 7 oktober 1934. Op donderdag 4 oktober 1934 werd hij aangereden door een auto. Hoewel hij tegen de arts die achter het stuur zat zei niets te hebben, overleed hij enkele dagen later, op 7 oktober 1934 aan de gevolgen van dit ongeval.

Op de Prinsengracht in Amsterdam zag op 3 februari 1865 Isaac Lazarus Israels het levenslicht als zoon van Jozef Israels en Aleida Schaap. In 1871 verhuisde het gezin Israels naar Den Haag waar het zijn intrek nam in een huis aan de Koninginnegracht. Isaacs vader was toen al een beroemd schilder en diens Haagse huis werd een ontmoetingsplaats van kunstenaars, kunstliefhebbers en kunsthandelaren. Zo was Jozef onder andere bevriend met de Duitse schilder Max Liebermann. Het was, kortom, een levendig en artistiek milieu waarin Isaac Israels opgroeide.
Al op zeer jonge leeftijd bleek dat Isaac Israels talent voor tekenen had. In 1871 - Isaac was toen zes jaar oud - schreef Jozef over hem aan een Engelse vriend: "he is a clever animal-painter!" Het jonge leven van Isaac werd beheerst door kunst, literatuur en reizen. Zijn ouders namen hem en zijn zusje Mathilde mee op hun reizen. Zo maakte de familie in 1877 een reis langs onder andere Parijs, Turijn, Rome, Pisa, Napels en Venetië. Na de lagere school volgde Isaac van 1878 tot 1880 tekenlessen aan de Tekenakademie aan de Princessegracht. Hier leerde hij waarschijnlijk de bekende schilder George Hendrik Breitner kennen. Net als Breitner had Isaac veel belangstelling voor taferelen uit het stadsleven. Hij schilderde dienstmeisjes, het uitgaansleven, verlichte winkelstraten en was vooral geïnteresseerd in de dynamiek van het grotestadsleven. Hoewel Isaac geen voortgezet onderwijs heeft gevolgd, leerde hij zichzelf een groot aantal talen waaronder Italiaans, Latijn en Spaans.
Al snel ontwikkelde Isaac zich tot een onafhankelijk schilder die los kwam van zijn beroemde vader en daarbij ook al succes oogstte. Toen hij achttien jaar oud was, hing zijn schilderij 'Begrafenis van de jager' op de Parijse Salon en kreeg hij enthousiaste kritieken. Als gevolg hiervan werd hij in 1884 uitgenodigd voor de eerste expositie van de Belgische avant-garde groep 'Les XX' in Brussel. In 1887 vestigde hij zich in Amsterdam waar hij in kringen van de Tachtigers verkeerde en deel begon uit te maken van de Amsterdamse Impressionisten.In die tijd was hij onder andere bevriend met de uit Limburg afkomstige schrijver Frans Erens en met mensen als Frederik van Eeden, Jan Toorop en Albert Verwey.
Vader en zoon maakte deel uit van de Haagse School, een groep kunstenaars die realistische landschappen en arbeiders schilderde. Omstreeks 1903 kreeg Israels behoefte aan een nieuwe omgeving en vestigde hij zich in Parijs waar hij tot 1913 zou blijven wonen. Ook hier schilderde hij het grootsteedse leven; de drukte op de grote boulevards, meisjes op Parijse naaiateliers, scènes uit het uitgaansleven van de miljoenenstad. Van 1913 tot 1915 verbleef hij in Londen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Nederland. Na de oorlog ging hij echter weer op reis. In de jaren 1921 en 1922 verbleef hij in Nederlands-Indië. Na zijn terugkeer in Nederland ging hij in Den Haag wonen. Hoewel hij nooit trouwde, had hij een langdurige liefdesrelatie met Sophie de Vries. Toen deze in 1931 overleed bleef Isaac als een eenzaam man achter.

Het getoonde werk wordt op 4 april 2011 geveild bij Derksen Veilingbedrijf. Verso Meisje met groote hoed, doek ca 1920, 60x45 cm.

zondag 13 februari 2011

Coen de Vries - Pilastro

Coen de Vries ontwierp in de jaren 50 dit fraaie bureau voor de firma Pilastro. De combinatie van eenvoud met design komt recht uit zijn hart. Met slechts hout en ijzer weet hij een tijdloos bureau met bijpassende stoel te ontwerpen, functioneel en treffend design.
Tijdens een ontruiming van een inboedel in Arnhem, troffen onze veilingmedewerkers dit bureau aan. Met een voorzichtige richtprijs van € 300 - € 500 wilden we mensen enthousiast maken om op de veiling van 10 februari 2011 te gaan bieden. Tijdens de veiling waren er naast diverse schriftelijke, ook een zestal telefonische bieders. Met een ferme klap van de veilinghamer werd het bureau aan een verzamelaar verkocht voor € 3.175,-- Een nieuw veilingrecord voor een bijzonder meubel.

zaterdag 29 januari 2011

Théophile de Bock in veiling

In de komende veiling komt o.a. een werk van Théophile de Bock.
Théophile de Bock werd geboren op 14 januari 1851. Zijn ouders, Heinrich de Bock en Willemien Thomassen, trouwen drie jaar later als ze samen twee kinderen hebben. Daarna volgen er nog vijf.
Op achttienjarige leeftijd gaat Théophile werken bij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij in Den Haag. Al snel wordt hij ontslagen omdat hij zijn tekenspullen mee naar het werk neemt en ze niet ongebruikt laat. Het verhaal gaat dat hij na zijn ontslag vraagt of hij nog drie maanden een vrijkaartje voor het traject van de maatschappij kan krijgen, zodat hij in de omgeving van Den Haag kan blijven tekenen. Dit werd geweigerd. Vanaf dit moment zal hij zich volledig op het tekenen en schilderen toeleggen.
Théophile werkt in het atelier van de landschapschilders J W van Borsselen en J H Weissenbruch. In 1872 debuteert hij op de tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag met het schilderij "In de omstreken van Nootdorp". Datzelfde jaar keert Jacob Maris terug uit Parijs en vestigt zich in Den Haag. Maris wordt het grote voorbeeld voor De Bock. Later verhuist Théophile naar Huize Rozenburg. De interieurschilder Tony Offermans - een leerling van Blommers - en Jan Antoon Neuhuys, een oudere broer van Albert, wonen daar ook. De Bock manifesteert zich als een schilder van de nieuwe richting. Als in 1881 de grote H W Mesdag, zijn vrouw en G H Breitner werken aan het Panorama, neemt De Bock de lucht en duinen voor zijn rekening. Hij troont onder andere Vincent van Gogh mee naar het eindresultaat, die er enthousiast over schrijft in brieven aan zijn broer Theo. Ook van Gogh is overtuigd van de kwaliteit van Théophile.
Rond 1880 werkt hij veel in Scheveningen en in de buurt van Loosduinen. Hier trekt veel op met bekende schilders als Isaac Israels, Jan Toorop, Hendrik Willem Mesdag en vele anderen.
De Bock legt zich ook toe op het verzamelen van aardewerk en porselein uit Japan, China en Delft, een collectie die zal uitgroeien tot één van de belangrijkste van Nederland.
De werken van Théophile worden goed betaald, zowel in Nederland als in Amerika en Canada. Ten onrechte wordt hij vaak "de beukenschilder" genoemd. De schilder verhuisd diverse malen w.o. naar Drenthe, en Renkum waar hij het Veluwse landschap vaak op canvas wist vast te leggen. Zijn laatste verhuizing was naar Haarlem waar hij op 22 november 1904 sterft.

Meer informatie kunt u vinden op de site van  Derksen Veilingbedrijf