maandag 7 september 2015

Hendrik Johannes Weissenbruch



Hendrik Johannes Weissenbruch ziet op 19 juni 1824 in Den Haag het levenslicht. Weissenbruch wordt beschouwd als een van de meest begaafde schilders van de Haagse School. Hij schilderde vooral landschappen in de omgeving van Den Haag en in het polderland rond Boskoop en Gouda. Vanaf zijn 16de jaar kreeg Hendrik tekenlessen en later volgde hij de avondklas op de Haagse academie. Zijn vader was amateurschilder en verzamelde werk van schilders als Andreas Schelfhout. Diens invloed is zichtbaar in de vroege, weidse, nauwkeurig geschilderde landschappen van Weissenbruch. Na het zien van enkele waterverftekeningen van Weissenbruch nodigde Schelfhout de jonge schilder uit voor een bezoek aan zijn atelier. Johannes Bosboom ontried hem dit bezoek. Volgens Bosboom stond Schelfhout negatief tegenover het schilderen naar de natuur, want daarmee werd maar verf gemorst. Bosboom vond dat Weissenbruch op zichzelf moest leren staan. Naast leerling van Andreas Schelfhout, kreeg hij ook les van B.J. van Hove. Zijn grote kracht was het weergeven van het typische Hollandse licht, soms helder, soms diffuus en dampig. Ook luchten boeiden hem. 'Licht en lucht zijn de grote tovenaars', zei hij, 'Zowel grijze regenluchten als heldere wolkenluchten op een zomerse dag'. 'Schilders kunnen nooit genoeg naar de lucht kijken. ‘In Haarlem komt Weissenbruch in aanraking met het werk van Ruisdael. Weissenbruch neemt veel aspecten over. Maar in de wijze van schilderen komt hij los. Het is een langzame zoekende constructie, die uitgaat van Ruisdael, poogt aan te sluiten bij Jongkind en Schelfhout, maar die uitkomt bij iets geheel eigens. Door de tijd heen is Weissenbruch altijd geboeid geweest door experimenten en zocht hij voortdurend naar vernieuwing. Zijn aquarelleertechniek heeft nu een zeer  hoge kwaliteit bereikt. Het beeld is veelal verworden tot een stapeling van vlekken. De contouren  worden steeds meer buiten beeld gedrukt. Weissenbruch gaf les aan o.a. zijn vriend Victor Bauffe, Theophile de Bock, J.J. Heppener en aan zijn zoon Willem Weissenbruch. Zijn faam, samen met die van de Haagse School, was echter al tot in Canada doorgedrongen. Aan het eind van zijn leven vertelde Weissenbruch in een interview dat permanente studie van de natuur daaraan ten grondslag lag: ‘Als het stormt en regent, als het dondert en bliksemt, ben ik in mijn element. De natuur moet men in werking zien. Dan trek ik mijn jekker aan, steek mijn voeten in klompen, zet een soort hoed op en ga op mars. Als de buien bedaren, met houtskool of zwartkrijt een krabbel maken, om vast te houden wat ik zie. Bij het uitwerken komen kleur en toon vanzelf in herinnering.’ Op 24 maart 1903 sterft Hendrik in zijn geliefde Den Haag.

Charles Dankmeijer


Carel Bernardus (Charles) Dankmeijer werd in Amsterdam geboren op 8 april 1861. Dankmeijer volgde eerst tekenlessen bij Felix Meritis te Amsterdam. In 1881 ging hij naar Antwerpen en volgde daar cursussen onder Karel Verlat aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, waar hij de "Prix d'Excellence" won. Van 1882 tot 1886 studeerde hij aan de Rijksakademie van beeldende kunsten te Amsterdam, onder August Allebé en Bernard Wijnveld. Daarna ging hij werken in Laren, waar hij Anton Mauve ontmoette, die hem sterk zou beïnvloeden. Na de dood van Mauve in 1888 trok Dankmeijer terug naar Amsterdam, waar hij trouwde met Anna Margaretha van Oven. Dankmeijer en zijn gezin zouden vervolgens met grote regelmaat van woonplaats wisselen. In 1889 vestigde hij zich in Deventer en vervolgens woonde hij opnieuw in Amsterdam, in Den Haag, Loosduinen, weer Amsterdam, Zaandam, Renkum (waar hij werkte met Théophile de Bock), Oosterbeek, Leiden, Den Haag weer en uiteindelijk Scheveningen. Daarnaast maakte hij reizen naar Vlaanderen, Frankrijk en Italië. In 1900 won Dankmeijer een medaille op de Exposition Universelle te Parijs. Hij exposeerde met veel succes in Dordrecht, Amsterdam en Den Haag. Dankmeijer gaf les aan Martin van Waning. Johan Wesselink beschrijft Dankmeijer in zijn boek Schilders van de Veluwezoom (1943) als: 'Een kleine magere en bewegelijke man, met ruige wilde haren en met verf besmeurde kleding. Uit de kleuren op zijn jas kon men zijn pallet afleiden. Dankmeijer was een mens aan wie alle proza van het leven vreemd was. Alles om zich heen zag hij in kleur en bewogenheid en deze visie op mensen, natuur en voorwerpen vond weer een weerslag in zijn vaak wild impressionistische doeken'. Als landschapschilder leefde hij met de jaargetijden. Ook de winter begreep hij in het stemming rijke beeld van sneeuw en bevroren sloten, de triest om zich heen grijpende wilgen en de zoekende kraaien langs de weidekanten. Dan zweeg zijn hartstocht voor kleuren en op zijn grote atelier, in zijn met verf bekladde kleding, moduleerde hij in grijs, bruin en wit de stille toonwaarden van het slapende jaargetijde. Dankmeijer leefde zo onregelmatig dat hij zich vaak met moeite van zijn schuldeisers kon ontdoen door deze met schilderijen tevreden te stellen. Charles overleed op 11 maart 1923 in Scheveningen. Veiling september 2015.

Theo van der Horst


Op 18 juli 1921 werd in Arnhem Theo van der Horst geboren. Al vroeg zat het tekenen hem in het bloed, was creatief en ontwikkelde zich in de loop van zijn leven als een bijzondere kunstenaar die bejubeld en vergruisd werd. Theo van der Horst genoot zijn opleiding bij Genootschap Kunstoefening in Arnhem in de periode 1936 tot 1940. Theo was in de leer bij de Duitse tekenaar en karikaturist Erich Schilling en bij glaskunstenaar Henk Schilling. Van der Horst was lid van de Gemeenschap Beeldende Kunstenaars (GBK). Hij schilderde mensen, dieren en landschappen in een bekende maar door zichzelf ontwikkelde expressionistische stijl. Naast olieverfschilderijen maakte hij etsen, tekeningen, gouaches, beelden en gebrandschilderd glas. Van der Horst exposeerde tot in de jaren zeventig in galeries en musea waarbij zijn werk door de recensenten en kunstkenners als uniek en herkenbaar werd beschreven. Zijn stijl was vaak donker, eenvoudig, soms kinderlijk maar gaven wel op een summiere maar krachtig manier het onderwerp aan, vaak geïnspireerd om het de actualiteit. Zo schilderde hij in 2002 minister Herman Heinsbroek met zijn auto op doek. Vanaf de jaren 90 koos hij voor een kluizenaarsbestaan. Enkele maanden voor zijn dood heb ik bij hoge uitzondering hem in zijn atelier mogen ontmoeten. Zijn aversie tegen de gevestigde handel was zo sterk dat hij niets meer wilde verkopen of tentoonstellen buiten de deuren van zijn Arnhemse woning in de buurt van park Sonsbeek. In 1953 kreeg hij de Zeelandprijs, in 1954 ontving hij de Arnhemse prijs voor beeldende kunst en in 1962 mocht hij de Quarles Ufford Prijs in ontvangst nemen. Hij overleed op 9 oktober 2003 op 82-jarige leeftijd in zijn geliefde en Arnhem waarvan hij vele werken heeft geschilderd. Als u werk van Theo wilt zien, bezoek dan eens de Grote of Eusebiuskerk in Arnhem of koop een van de werken in de komende veiling. Veiling september 2015.

Herman Gouwe


Adriaan Herman Gouwe, roepnaam Herman, werd op 8 mei 1875 in Alkmaar geboren. Gouwe volgde zijn opleiding aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, waar hij een studievriend was van de Maastrichtse kunstenaar Rob Graafland. Tussen 1908 en 1927 werkte en woonde Herman op veel plaatsen, Amsterdam, Rome, Den Haag, Gulpen, Blaricum, Marokko, Frankrijk, Italië, Spanje, weer terug naar Blaricum en Gulpen, Laren (NH), Eemnes en Maastricht. Gouwe huurde voor zijn Zuid-Limburgse verblijf steeds een atelier en een kamer in Gulpen of in het Belgische plaatsje Eben Eymael. Hij was vaak met collega-kunstenaars te vinden in Café Suisse aan het Vrijthof in Maastricht. Met deze kunstenaars (Jan Bakhoven, Guillaume Eberhard, Rob Graafland, Henri Jonas, J. Van der Kooy, Jos Narinx en Vic Reinders) richtte hij in 1910 de Limburgse Kunstkring op. Gedurende een groot deel van deze periode (van 1911 tot in 1920) onderhield Gouwe een levendige correspondentie met collectioneur P.A. Regnault, die in deze jaren hoge verwachtingen had van de kunstenaar, met wie hij samen aan zijn aanvankelijk nog voorzichtige ontwikkeling in de richting van de moderne kunst begon. Na 1920 eindigde de correspondentie abrupt, om in de jaren 1930 weer voorzichtig en in de jaren 1940 in alle hevigheid op te bloeien. In de herfst van 1920 reisde Gouwe enkele maanden met Henri Jonas naar Tanger. In de zomer van 1927 kwam hij voor het eerst niet naar Zuid-Limburg maar verbleef hij in Zuid-Frankrijk. Daar las hij in een lokale krant een artikel over Tahiti, en hij besloot daarheen te vertrekken. Zonder nog terug naar Nederland te gaan nam hij een boot naar Tahiti, waar hij op 14 december 1927 arriveerde in de hoofdstad Papeete. Zijn financiële situatie dwong hem er regelmatig toe om opdrachten aan te nemen voor het schilderen van portretten, zonsondergangen en Tahitiaanse vrouwen. Het eiland bleek een bijzondere plaats voor hem. Naast de schoonheid van land en bevolking was hij ook zeer geïnspireerd door het licht wat hij op een onnavolgbare wijze in zijn werken weergaf. Nog één keer bezocht hij Nederland, in 1959. Bij gelegenheid van dit bezoek werden tentoonstellingen gehouden in het Stedelijk Museum in Amsterdam en in de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Na enkele maanden, nog voor de door hem zozeer verafschuwde winter, keerde Gouwe terug naar Tahiti, alwaar hij in 1965, op 90 jarige leeftijd in Papeete op Tahiti overleed. Veiling 08 september 2015.

donderdag 18 juni 2015

Eef van Brakel



Eef van Brakel werd 3 oktober 1930 geboren in Driel. Zijn jeugd speelde zich af in Arnhem, op een woonark aan de Rijn, wat zijn verbondenheid met het water verklaart. Rivieren, dijken, oevers en stuwen bepaalden zijn leven als kunstenaar en zijn visie op de natuur. Voor zijn pensionering werkte hij als opzichter bij Rijkswaterstaat wat zijn verbondenheid met het water nog versterkte. Als schilder is hij autodidact. Aanvankelijk stond hij onder invloed van het late impressionisme van Markus en Van Ingen. In de loop der jaren evolueerde hij steeds meer in expressionistische richting en werden zijn grote voorbeelden de Fauves, de Duitse en Belgische expressionisten o.a. Nolde en Permeke. Zijn werk werd daardoor gedurfder, kleurrijker en naar de vorm minder gebonden. Nederlandse inspiratiebronnen waren o.a. de Groninger Ploegschilders en de Bergense School. Eef woonde lange tijd ook in Oosterbeek waar hij veel werken heeft gemaakt, vooral met olieverf. Eef heet niet veel aquarellen gemaakt, "want ik heb niks met aquarel" waren zijn woorden. Namate hij meer schilderde, werden zijn werken kleurrijker, impulsiever en impressionistischer. Riviergezichten waren ook zijn favoriet onderwerp. Het kan zijn dat je diverse voorstellingen ziet, steeds anders maar wel op dezelfde plek geschilderd. "De rivier leeft, is nooit het zelfde" was zijn uitleg. Ook maakte hij 40 schilderijen van De Slag om Arnhem. Hij schilderde de landing van Poolse parachutisten in zijn geboorteplaats Driel. Het schilderij is te zien in het Airborne Museum of Poland in het Poolse Krakow. Van Brakel exposeerde in Antwerpen, Ermennonville, Parijs, Barbizon, Arnhem, Den Haag en Oosterbeek. Hij had exposities in Peking en Sjanghai. In laatstgenoemde wereldstad waren ca. 50 werken van hem te zien in een galerie. Zelf is hij niet naar China gereisd om zijn werk te bewonderen. "Het is zo ver weg, hé." Van Brakel heeft de onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje Nassau ontvangen. Eef van Brakel is op 3 januari 2014 op drieëntachtig jarige leeftijd overleden. Veiling 01 juli 2015.