Wilhelmina
Cornelia Drupsteen werd in Amsterdam op 10 oktober 1880 geboren als enige
dochter van Derk Drupsteen (Zwolle) en Sophia Agatha Maria de Ligt (Arnhem).
Willy had aanleg voor tekenen. in 1897 ging ze naar de Rijksnormaalschool voor
Teekenonderwijzers waarna ze de opleiding decoratieve schilderkunst volgde. In
1902 ging ze naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, waar ze in 1906
afstudeerde. Willy Drupsteen vond haar opdrachtgevers aanvankelijk in de
vrouwenbeweging en andere maatschappelijke organisaties. Zo maakte ze in 1903
modetekeningen voor het Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding,
het orgaan van de reformbeweging. Het hoofdbestuur was echter niet tevreden en
Drupsteen raakte deze opdrachtgever al snel kwijt. In 1904 verzorgde ze de
vormgeving van het herdenkingsalbum bij het 25-jarig jubileum van de promotie
van Aletta Jacobs. In 1908 maakte zij een tekening voor Het gulden boek voor de
tuberculeuze kinderen en leverde zij bijdragen aan de tentoonstelling Kunst aan
het volk. Intussen was Drupsteen in 1905 als een van de eerste vrouwelijke
grafisch ontwerpers lid geworden van de Vereeniging voor Ambachts- en
Nijverheidskunst (VANK). Dit leverde haar veel contacten op. In 1913 leverde
Willy Drupsteen een belangrijke bijdrage aan de tentoonstelling ‘De Vrouw
1813-1913’. Haar ontwerp ‘paars en groen’ werd tot winnend affiche-ontwerp
uitgeroepen, omdat het doel direct en helder weergaf. Het werd ook gebruikt als
omslag van de tentoonstellingscatalogus. Daarnaast maakte zij de
wandschilderingen voor de entreehal van de centrale expositieruimte, waarvoor
ze zich onder meer had laten inspireren door het gedicht ‘Gebroken kleuren’ van
Henriëtte Roland Holst-van de Schalk, en was zij verantwoordelijk voor de
vormgeving van de grafieken op de tentoonstelling. In 1919 werd Willy Drupsteen
ziek en ze kreeg financiële problemen. Die werden nijpender toen haar arts haar
in 1920 voorschreef een jaar lang geen opdrachten aan te nemen. Om weer op
krachten te komen kuurde Drupsteen in Schoorl en verbleef zij op de Veluwe. In
1939 vertrok ze definitief uit Amsterdam om zich in Gelderland te vestigen. Zij
woonde in Bennekom, Wageningen en vanaf 1950 in het kunstenaarsdorp Oosterbeek.
Ze sloot zich aan bij de kunstenaarsverenigingen Pictura Veluvenis. Ook nam ze
met schilderijen en tekeningen deel aan lokale tentoonstellingen. Vanaf 1955
kon zij vanwege een oogziekte niet meer werken. Van 1964 tot aan haar dood op 2
april 1966 verbleef Wilhelmina Drupsteen in het Oosterbeeks verpleeghuis De
Hemelse Berg. Bij testament legateerde ze haar kunstzinnige eigendommen aan het
Kröller-Müller Museum. Mooi werk in de veiling van september 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten