donderdag 22 augustus 2013

Wilhelmina Cornelia Drupsteen



Wilhelmina Cornelia Drupsteen werd in Amsterdam op 10 oktober 1880 geboren als enige dochter van Derk Drupsteen (Zwolle) en Sophia Agatha Maria de Ligt (Arnhem). Willy had aanleg voor tekenen. in 1897 ging ze naar de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers waarna ze de opleiding decoratieve schilderkunst volgde. In 1902 ging ze naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, waar ze in 1906 afstudeerde. Willy Drupsteen vond haar opdrachtgevers aanvankelijk in de vrouwenbeweging en andere maatschappelijke organisaties. Zo maakte ze in 1903 modetekeningen voor het Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding, het orgaan van de reformbeweging. Het hoofdbestuur was echter niet tevreden en Drupsteen raakte deze opdrachtgever al snel kwijt. In 1904 verzorgde ze de vormgeving van het herdenkingsalbum bij het 25-jarig jubileum van de promotie van Aletta Jacobs. In 1908 maakte zij een tekening voor Het gulden boek voor de tuberculeuze kinderen en leverde zij bijdragen aan de tentoonstelling Kunst aan het volk. Intussen was Drupsteen in 1905 als een van de eerste vrouwelijke grafisch ontwerpers lid geworden van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). Dit leverde haar veel contacten op. In 1913 leverde Willy Drupsteen een belangrijke bijdrage aan de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’. Haar ontwerp ‘paars en groen’ werd tot winnend affiche-ontwerp uitgeroepen, omdat het doel direct en helder weergaf. Het werd ook gebruikt als omslag van de tentoonstellingscatalogus. Daarnaast maakte zij de wandschilderingen voor de entreehal van de centrale expositieruimte, waarvoor ze zich onder meer had laten inspireren door het gedicht ‘Gebroken kleuren’ van Henriëtte Roland Holst-van de Schalk, en was zij verantwoordelijk voor de vormgeving van de grafieken op de tentoonstelling. In 1919 werd Willy Drupsteen ziek en ze kreeg financiële problemen. Die werden nijpender toen haar arts haar in 1920 voorschreef een jaar lang geen opdrachten aan te nemen. Om weer op krachten te komen kuurde Drupsteen in Schoorl en verbleef zij op de Veluwe. In 1939 vertrok ze definitief uit Amsterdam om zich in Gelderland te vestigen. Zij woonde in Bennekom, Wageningen en vanaf 1950 in het kunstenaarsdorp Oosterbeek. Ze sloot zich aan bij de kunstenaarsverenigingen Pictura Veluvenis. Ook nam ze met schilderijen en tekeningen deel aan lokale tentoonstellingen. Vanaf 1955 kon zij vanwege een oogziekte niet meer werken. Van 1964 tot aan haar dood op 2 april 1966 verbleef Wilhelmina Drupsteen in het Oosterbeeks verpleeghuis De Hemelse Berg. Bij testament legateerde ze haar kunstzinnige eigendommen aan het Kröller-Müller Museum. Mooi werk in de veiling van september 2013.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten