Eef
van Brakel werd 3 oktober 1930 geboren in Driel. Zijn jeugd speelde zich af in
Arnhem, op een woonark aan de Rijn, wat zijn verbondenheid met het water
verklaart. Rivieren, dijken, oevers en stuwen bepaalden zijn leven als
kunstenaar en zijn visie op de natuur. Voor zijn pensionering werkte hij als
opzichter bij Rijkswaterstaat wat zijn verbondenheid met het water nog
versterkte. Als schilder is hij autodidact. Aanvankelijk stond hij onder
invloed van het late impressionisme van Markus en Van Ingen. In de loop der
jaren evolueerde hij steeds meer in expressionistische richting en werden zijn
grote voorbeelden de Fauves, de Duitse en Belgische expressionisten o.a. Nolde
en Permeke. Zijn werk werd daardoor gedurfder, kleurrijker en naar de vorm
minder gebonden. Nederlandse inspiratiebronnen waren o.a. de Groninger
Ploegschilders en de Bergense School. Eef woonde lange tijd ook in Oosterbeek
waar hij veel werken heeft gemaakt, vooral met olieverf. Eef heet niet veel
aquarellen gemaakt, "want ik heb niks met aquarel" waren zijn
woorden. Namate hij meer schilderde, werden zijn werken kleurrijker, impulsiever
en impressionistischer. Riviergezichten waren ook zijn favoriet onderwerp. Het
kan zijn dat je diverse voorstellingen ziet, steeds anders maar wel op dezelfde
plek geschilderd. "De rivier leeft, is nooit het zelfde" was zijn
uitleg. Ook maakte hij 40 schilderijen van De Slag om Arnhem. Hij schilderde de
landing van Poolse parachutisten in zijn geboorteplaats Driel. Het schilderij
is te zien in het Airborne Museum of Poland in het Poolse Krakow. Van Brakel
exposeerde in Antwerpen, Ermennonville, Parijs, Barbizon, Arnhem, Den Haag en
Oosterbeek. Hij had exposities in Peking en Sjanghai. In laatstgenoemde
wereldstad waren ca. 50 werken van hem te zien in een galerie. Zelf is hij niet
naar China gereisd om zijn werk te bewonderen. "Het is zo ver weg,
hé." Van Brakel heeft de onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje
Nassau ontvangen. Eef van Brakel is op 3 januari 2014 op drieëntachtig jarige
leeftijd overleden. Veiling 01 juli 2015.
donderdag 18 juni 2015
Bram van Velde
Van Velde wordt op 19 oktober 1895 geboren in een arm
gezin. Wanneer hij dertien jaar is laat zijn vader hun familie in de steek, wat
op hem een diepe indruk maakt. Om extra centen bij te verdienen start Van Velde
in 1907 in het schilder- en decoratie-atelier Van Schaijk, waar hij blijft tot
1922. Hier krijgt hij zijn eerste schildersopleiding. Op zijn twaalfde jaar
ging Bram werken bij een firma voor woninginrichting om in de behoeften van de
familie te voorzien. Hij was een natuurtalent, kopieerde al vroeg de oude
meesters en decoreerde meubels en lampenkappen voor zijn firma. Zijn werkgever
had oog voor zijn grote talent en stimuleerde hem zich verder te ontwikkelen.
Met diens steun vertrok Bram naar Duitsland en vestigde zich in de
kunstenaarskolonie van Worpswede. Hier maakte hij behalve een aantal schilderijen
in expressionistische stijl zijn eerste litho - een zelfportret. Het verscheen
in een uitgave van de kunstenaarskolonie in een oplage van 500 exemplaren. In
1924 vertrok hij samen met zijn broer Geer (Gerard) naar Parijs. Parijs was van
Velde’s grote leerschool, waar zijn schilderscarrière steeds meer vorm kreeg.
Toen hij in 1930 naar Corsica verhuisde, ging er een andere wereld open.
Corsica werd een inspiratiebron, vooral voor stillevens. In vergelijking met de
nog in Parijs ontstane schilderijen komt er meer dynamiek tot uiting; de
vruchten zijn vanuit een centrum in verschillende richtingen uitgelegd. De
kleuren zijn levendiger, met korte toetsen aangebracht en geplaatst tegen de
schetsmatig gekleurde vlakken van het geplooide tafelkleed. Er ontstaat een
ruimtelijk geheel van aanzwellende en afnemende kleurintensiteit die heel
kernachtig, helder en stralend is. Na de Tweede Wereldoorlog krijgt hij een
eerste persoonlijke expositie in Parijs. Hoewel laat in zijn carrière, groeide
de waardering voor zijn werk. Tentoonstellingen volgden elkaar op. Bram van
Velde overleed op 28 december 1981 op 86-jarige leeftijd in Grimaud,
Zuid-Frankrijk. Veiling 29 juni 2015.
Lucebert
Lucebert, pseudoniem van
Lubertus Jacobus Swaanswijk werd op 15 september 1924 in Amsterdam geboren.
zijn vader was huisschilder en had een eigen zaak. Luceberts tekentalent werd
ontdekt na de ULO toen hij bij zijn vader begon te werken. Met een beurs ging
hij in 1938 een half jaar naar het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs.
Daarna sloeg hij aan het zwerven. Toen hij in 1947 het aanbod van het
Franciscanessenklooster in Heemskerk kreeg om voor kost en inwoning een enorme
wandschildering te maken, ging hij daarmee akkoord. Omdat de zusters de
wandschildering niet konden waarderen, hebben zij het geheel laten overschilderen
met witte verf. Hij maakte deel uit van verschillende dichterscollectieven,
waaronder IPA, Contact en later de Cel Majakovski, met Gerrit Kouwenaar en Jan
Elburg. Deze laatste, die verwees naar de Russische dichter Vladimir
Majakovski, zou opgaan in de Experimentele Groep in Holland. In 1949 trad
Lucebert op als voorman van de Beweging van Vijftig of de Vijftigers, de groep
experimentele dichters die destijds veel stof deed opwaaien. In 1949, ten tijde
van de Politionele Acties, debuteerde hij met het gedicht Minnebrief aan onze
gemartelde bruid Indonesia. De bundel Triangel in de jungle / de dieren der
democratie, verscheen in 1951. Al snel werd hij gezien als de Keizer der
Vijftigers. In 1953 ontmoette hij in een café zijn toekomstige echtgenote, Tony
Koek. Ze gingen in Bergen in Noord-Holland wonen en zouden onafscheidelijk
blijven. In de jaren zestig legde hij zich vooral toe op de beeldende kunst,
die destijds 'figuratief-expressionistisch' genoemd werd, een Amsterdamse poot
van de experimentele Cobra-groep. Zijn schilderwerk, dat vooral in het begin
sterk beïnvloed was door Cobra, geeft blijk van een vrij pessimistisch
wereldbeeld. Lucebert overleed op 10 mei 1994 op 69-jarige leeftijd in een
ziekenhuis te Alkmaar. Hij liet zijn echtgenote, Tony Swaanswijk-Koek, vijf
kinderen en twaalf kleinkinderen achter.Veiling 29 juni 2015
Herman Brood
Herman Brood werd op 5 november 1946 geboren in Zwolle. Herman was erg intelligent, maar kwam op school niet mee. Hij had er een hekel aan om mee te lopen in het keurslijf. Regelmatig klom hij op school door het raam naar buiten, richting vrijheid. Veel liever zat hij achter de piano en eindeloos te oefenen om zich moeilijke akkoorden eigen te maken. Nachtenlang, het liefst in donker oefende hij met pianospelen. Altijd vergezeld door het gejank van hond Pat. Ook tekende hij in die tijd al heel veel. Als Herman weg was, was hij vaak te vinden op een kamertje boven het magazijn van de fabriek van zijn vader. In alle stilte zat hij daar dan te tekenen. Herman ging in 1964 naar de Kunstacademie in Arnhem en richtte daar The Moans op. De band deed veel optredens voor Amerikaanse militairen in West-Duitsland en Brood kreeg wel eens een pilletje toegeschoven om wakker te blijven. Zo begon zijn verslaving. In 1967 stapte hij over naar Cuby and the Blizzards. Hij ontmoette de toenmalige Miss Groningen Tekie Buissink, met wie hij een kortstondige relatie had. Op 24 mei 1968 werd hun zoon Marcel geboren. Toen de platenmaatschappij vernam dat hij drugs gebruikte werd hij uit de band gezet. In 1976 vond een cruciale ontmoeting plaats. Brood speelde mee in Cuby and the Blizzards, die voor korte tijd was heropgericht, toen hij in café 't Pleintje in Winschoten de naald van zijn injectiespuit in een prullenmand liet vallen. De eigenaar van het café, Koos van Dijk, kwam binnen toen Brood in de prullenmand op zoek was naar zijn naald. In plaats van Brood buiten de deur te zetten, keerde Van Dijk de prullenmand om en zocht ijverig mee. Vanaf dat moment trad Van Dijk op als Broods manager; hij zou dit blijven tot Broods dood in 2001. In 1985 trad hij in het huwelijk met Xandra Jansen, samen hadden ze twee kinderen, Lola en Holly, en een aangenomen dochter Brenda. Zijn dochter Holly zong in Kinderen voor Kinderen en Kinderen Zingen Met Sterren. Holly speelde ook mee in de musical Ciske de Rat. In de jaren daarna waaierde zijn carrière uit. Brood acteerde in een toneelstuk en een speelfilm, maar vooral in zijn eigen leven. Ook werd hij steeds actiever als kunstschilder. Hij werkte op groot formaat en met felle kleuren, waarbij zijn werk stond in de traditie van de Cobra. De keuze voor primaire kleuren kwam grotendeels voort uit noodzaak, omdat hij kleurenblind was. Vaak bracht hij met zwarte verf letters aan op zijn werk. De handtekening 'brood' vormt veelal een opvallend onderdeel van het schilderij. Beroemd werd hij met zijn openlijke uitspraken in de pers over seks en drugsgebruik. Hij genoot van alle aandacht en werd de bekendste harddrugsgebruiker in Nederland; de 'nationale knuffeljunk'. Door het gebruik van alle genotmiddelen was zijn lichaam tegen 2001 geheel uitgeleefd. Pogingen om gedwongen af te kicken hadden geen succes. Toen het leek alsof hij nog maar een paar maanden te leven had nam Brood zelf het heft in handen en pleegde zelfmoord. Op 11 juli 2001 sprong hij van het Amsterdamse Hilton Hotel. Hij liet een afscheidsbriefje achter bij de bar met o.a. de tekst "maak er nog een groot feest van". Het werk dan we op 29 juni gaan veilen, is gekocht in 1997 bij galerie Halfje Bruin in Brummen. Veiling 29 juni 2015
woensdag 17 juni 2015
Ad Gerritsen
Op 18 maart 1940 werd Albertus Gradus (Ad) Gerritsen in
Arnhem geboren. Ad was een Nederlands beeldend kunstenaar. Hij was
kunstschilder en graficus, een verhalenverteller met verf maar werkte ook in
gemengde techniek aan collages en ruimtelijke objecten. Gerritsen volgde lessen
aan de ambachtsschool en werd in de zaak van zijn vader opgeleid tot
banketbakker. Omdat hij zijn studie aan de kunstacademie in Arnhem al na
anderhalf jaar afbrak, wordt hij gezien als autodidact. Toch kreeg hij al vroeg
erkenning voor zijn werk. Hij werkte uitsluitend figuratief. Zijn belangrijkste
thema's waren het menselijk gezicht, vrouwen, jeugd (onschuld) en misdadigers.
Hij werkte in een atelier in Heveadorp en was enkele decennia als docent
verbonden aan de AKI in Enschede. Ad was ook werkzaam als creatief therapeut in
de psychiatie en in de gevangenis. De beeldtaal van Gerritsen wordt omschreven
als: "compromisloos, stuurs en overtuigend eigengereid, maar daarenboven
zeer verontrustend". In zijn vroege werk speelt de oorsprong van de mens
een rol, het clichébeeld van ons bestaan en onze herkomst, evenals de fysieke
in- en uitgangen van ons lichaam. Later richt Gerritsen zich ook op groeperingen,
geesteszieken en eenzame figuren die hij voorziet van bijzondere kleuren en
gezichtsuitdrukkingen. Alles kan worden teruggevoerd op de mateloze interesse
van de kunstenaar voor alles wat met representatie, interpretatie en
vooroordeel van de mens te maken heeft. Kwetsbaarheid van de enkeling is steeds
terugkerend motief door alle thema’s heen. In 2000 won hij de Gelderland
Grafiek Prijs en in 2011 de Jeanne Oosting Prijs. Onlangs, op 2 april 2015
overleed Ad op 75-jarige leeftijd in zijn geliefde woonplaats Arnhem. In de
overlijdensberichten wordt vermeld dat Museum Arnhem in 2015 met een
solotentoonstelling aandacht besteedt aan zijn werk. Het museum heeft ruim
honderd werken van Gerritsen in haar collectie waaronder veel zeefdrukken en
linosnedes en ook twaalf schilderijen. De expositie loopt tot en met 30 augstus
aanstaande. Op de veiling van juni 2015 zullen wij ook 2 werken van Ad veilen,
een vroeg werk uit 1969 en een portret uit 2003.
Abonneren op:
Posts (Atom)